The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


 

Vooruitgang
Er is een vers uit de Bhaagavatamdat in mijn geheugen is gegrift. Shrie Krishna zegt tegen zijn discipel Oeddhava:

 

deze opname werd gemaakt op 07-03-2015,

 

De mens staat te midden van een overweldigende natuur. Als hij jong is, stroomt zijn bloed krachtig en denkt hij dat hij de wereld in zijn hand heeft, maar zodra hij het gewicht van het ouder worden voelt, verandert dat gevoel. Hij lijdt dan aan werkelijke en ingebeelde kwalen en draagt zijn geld bij de dokter en de apotheker. Vele van zijn leeftijdsgenoten zijn gestorven en bij het jonge volk wordt hij nog maar bij beperkte gelegenheden met open armen ontvangen. Ook dat jonge volk heeft immers zijn problemen. En allen hebben hun angsten, want dit is een beangstigende wereld. Er is angst overal. Politici zijn bang voor schandalen. Echtgenoten zijn bang dat hun partner hen bedriegt. Mensen met leningen zijn bang hun baan te verliezen. Danklozen vrezen de nachtvorst. Villabewoners zijn bang voor inbrekers, miljonairs voor kidnappers. Tijdens de koude oorlog waren Amerikanen bang voor communisten en nu voor moslims. Er is angst voor vogelgriep, aids, kanker, een hartinfarct, terroristen en oplichters. Dames met een bontjas vrezen de dierenwelzijnsactivisten. Aandeelhouders liggen wakker als de beurs het slecht doet.

Als ik al eens bij de apotheker moet zijn, ben ik verbaasd over het aantal geneesmiddelen dat er in voorraad is en vaak moeten ze dan nog bestellen wat je vraagt. Ik hoor het Swami Satchidananda nog zeggen: "Als ik ergens kom, zeggen ze me bijvoorbeeld dat ze één ziekenhuis hebben met zeshonderd bedden. Als ik enkele jaren later terugkom, zeggen ze me met trots dat ze nu twee ziekenhuizen hebben met elk achthonderd bedden. En dat noemen ze vooruitgang. Vooruitgang zou zijn als ze konden zeggen dat ze nu maar vierhonderd bedden meer hebben in hun ziekenhuis en dat ze die met moeite gevuld krijgen."

Ik schrijf dit alles niet opdat je nu in de put zou gaan zitten. Beslist niet. En zeker niet als het is voor Een Woord van Aanmoediging en dan nog dat voor de maand mei, want dat is toch de maand waarin de vogels een ei leggen? Ik schrijf het om je duidelijk te maken dat het ook anders kan. Maar daarvoor moeten we eerst speuren naar oorzaken. En om het al direct voor zijn raap te zeggen, alweer met de woorden van Swami Satchidananda: "De wereld werd een concentratiekamp, omdat we vergaten dat hij bedoeld is als een meditatiekamp."

Een groot geheim
En eerst een vraag: waarom zijn het kind en de wijze vrij (moektau of verlost) van angst (chintaa)? Ze hebben geen ego. Soms is dit laatste het onderwerp van nutteloze discussies. De ene zegt: "Men kan niet leven zonder ego." De andere stelt voorop dat men alleen goed kan leven zonder ego. We moeten alvorens te discussiëren, nagaan wat Yogis bedoelen met het ego. Het is zeer eenvoudig. Het ego is de vereenzelviging met het lichaam en de geest, of zoals Maharshi Patanjali het stelt: de vereenzelviging van Bewustzijn met dat wat Bewustzijn slechts weerspiegelt. Of met andere woorden, we zeggen "ik" tegen iets wat we niet zijn. En al is dit eenvoudig, toch is het voor de meerderheid van de mensen veel te moeilijk. Het staat immers haaks op onze opvoeding en cultuur. En het is dan ook iets dat men zelfs in Yogamiddens heel zelden aantreft.

"O Arjoena, wees jij zonder goenas."
Een man vertelde op tv dat hij 's avonds naar de sterrenhemel keek. Het was helder weer en er waren ontelbare sterren. Hij vertelde dat hij zich plots nog een speldenkop groot voelde. Dit is een reactie, die voortvloeit uit Zelfvervreemding. Als die Zelfvervreemding er niet was, dan zou hij zich niet nietig en klein voelen, maar oneindig en aldoordringend. Dat hij de oneindige sterrenhemel waarneemt, betekent dat iets in ons alomtegenwoordig is, want we kunnen ons niet alleen bewust zijn van het lichaam en de onmiddellijke omgeving, maar van het gehele uitgestrekte heelal.

Het woord goenebhyah uit het hierboven aangehaalde vers uit de Bhaagavatavereist enige kennis van de Yogafilosofie. Letterlijk betekent het: uit de (drie) eigenschappen (van de natuur). Alles in de natuur is trilling. Alles heeft zijn eigen trillingstempo of goena. De drie goenas zijn: sattva, rajas entamas of evenwicht, rusteloosheid en inertie. In de Bhagavad Gietaa zegt Shrie Krishna tegen zijn discipel, Arjoena: "Wees jij zonder goenas (goenaatieta)." Het vers zegt dus dat de wijze uit de goenasnaar het Allerhoogste (param) gegaan is (gatah). Er wordt dus door de grote leraren telkens weer geklopt op dezelfde spijker, want het hout waarin ze hem willen drijven, is van een bijzonder grote hardheid. Daaraan zal wel niemand twijfelen. Het is dan ook niet te verwonderen dat Shrie Krishna in de Gietaa (VII 3) zegt dat er op duizenden mensen één is die zoekt en dat er op duizenden zoekers één is die vindt.

Toch is de idee die ik hier met veel moeite probeer thuis te brengen ons niet echt vreemd. Ze komt namelijk voor in de het Oude Testament. Katholieken mochten wel de Bijbel niet lezen. Als ze je ten tijde van Luther betrapten op het lezen van de Bijbel kwam je in de handen van de Inquisitie terecht. Maar we kregen hoe dan ook toch gewijde geschiedenis, zoals dat heette. En daarin stond een prent van Adam en Eva. Hun intieme delen waren verborgen achter de struiken. Ernest Claes beschrijft hoe de Witte van Zichem de bladzijde van zijn Gewijde Geschiedenis tegen het licht hield om te zien of hij zo niets kon zien. En in die Gewijde Geschiedenis stond dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Dit zou een onderwerp van meditatie kunnen zijn: "De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis." Als je hierover enkele minuten diep mediteert, zul je niet meer dezelfde zijn. Je leest of hoort het wel, maar je staat er niet bij stil of je doet het af als nonsens uit een duister verleden. En daarin heb je ongelijk, want dit is een wonderbare uitspraak. Het is de kern van alle wijsheid. Je moet alleen achterhalen wat ze precies betekent. Lang geleden, niemand weet hoe lang, schreef iemand dit. Wat bedoelde hij precies? Had hij een lichamelijke gelijkenis in gedachten? Ik geloof het niet. En hij kan er ook geen geestelijke gelijkenis mee hebben bedoeld. De geest gaat immers op en neer. Nu is hij vrolijk, een ogenblik later is hij neerslachtig. Met God bedoelen we toch dat wat altijd gelijk en volmaakt is. Er wordt gewoon een gelijkheid van wezenlijkheid mee bedoeld.

Twee gangsters als goeroe
Veronderstel dat in een chique restaurant twee gangster binnenstormen. De ene is gewapend met een pistool. Hij houdt de klanten en de bediening in bedwang. De andere heeft een grote plastic zak. Hij roept: "Een beetje rap. Gooi jullie geld en sieraden in deze zak." Thuis gekomen sorteren ze de buit. De gouden ringen, armbanden, broches, oorbellen enz. worden in een smeltkroes geworpen die op het vuur staat. Het goud begint na een tijd te smelten. De namen en de vormen verdwijnen en veranderen in één homogene massa goud. De ervaring van iemand die met succes mediteert is van dezelfde aard: de namen en vormen verdwijnen en alles wordt één homogene massa van zaligheid. Vandaar ook de naam Krishna, die zwart betekent. Veronderstel dat er geen elektriciteit is. Het is een donkere, maanloze nacht. Alle namen en vormen verdwijnen in één homogene massa van duisternis of zwartheid. Zo verdwijnen in Hem alle namen en vormen in één massa van zaligheid. Dit is Gods beeld en gelijkenis. Dit is je ware aard. Als alleen Sakhya Moeni een Boeddha kon worden dan zou dat voor ons niets betekenen, maar we zijn allen Boeddha's in wezen, maar we verdonkeremanen hem. Dat is het grote geheim. Als je dit leest, heb je je twijfels erover. Maar als men je zegt dat je een mens bent met een lichaam en een geest, een bepaalde leeftijd en geslacht enz. twijfel je niet. Je aanvaardt het zonder de minste moeite. Het is dit wat de oude wijzen Maayaa, de Illusie, noemen.

Drie hindernissen
Yoga is het pad dat verlicht en verlost. En je kunt niet meer beweren dat je onwetend bent, want je las nu waar het om gaat en wat de Waarheid is. Daarmee is evenwel het probleem niet opgelost, want je moet afrekenen met een formidabele moeilijkheid. En dat probleem bestaat uit de het feit dat de mens niet zozeer een redelijk wezen is, zoals de oude catechismus zei, hij is vooral een dwangmatig wezen. Yogis zullen je terecht zeggen dat dit een kwestie van samskaaras of onderbewuste indrukken is. Je moet de samskaaras die je dingen doen doen die je niet wil doen, vervangen door nieuwe samskaaras.

Het eerste hoofdstuk van de Bhagavad Gietaa, het Yogaboek bij uitstek, heet: De Yoga van de Neerslachtigheid van Arjoena. De schrijver Vyaasa beschrijft hoe Arjoena, de krijger, in depressiviteit vervalt doordat hij niet weet wat de zin van zijn leven en van zijn taak is. Hij weet niet meer wat zijn plicht is. Zijn boog valt uit zijn hand als teken van zijn besluiteloosheid. In het allerlaatste vers noemt de schrijver hem Dhanoerdhara(houder van de boog): hij weet door Krishna'slessen wat hem te doen staat en hij doet het ook. Tussen beide momenten ligt Krishna's oepadesha of onderricht (zie blz. 8).

Hoe kun je gelijkmoedig blijven in succes en mislukking? Door je niet te vereenzelvigen met wat voortdurend verandert en door vereenzelviging met dat wat altijd gelijk is. Is er iets in mij dat altijd gelijk is? Niet het lichaam. Je lichaam is wel altijd hetzelfde lichaam van de geboorte tot de dood, maar toch is het ieder ogenblik anders. Hetzelfde kan worden gezegd van de geest: je geest is altijd dezelfde geest, maar toch is hij ieder ogenblik anders. Alleen het Zelf of Aatman is altijd gelijk: Het is ongeboren en onsterfelijk, Het is niet iets anders, Het is dat wat je in wezen bent. Dit verwerkelijken is Yoga.

Vanuit dit Zelfbewustzijn handelen is de volmaakte handeling. Degenen die je dan bezig zien, denken dat je formidabel aan het presteren bent en toch heb je niet het gevoel iets te doen. Luister naar wat de wijzen zeiden: "Naaham kartaa, Harih kartaa. Ik ben niet de doener, God is de doener. Tvat poejaa karmachaakhilam. En alle handelingen zijn een offer dat van U komt. Yad yat karma karomi tat tad akhilam, Shambho, tavaaraadhanam. Wat ik ook doe, O Heer, dat alles is uw eredienst." Swami Chidananda placht dit te reciteren voor zijn lezingen. Ik leerde het van hem.

De derde bepaling zegt dat Yoga de verbreking van de vereniging met pijn is. We zijn er allen rotsvast van overtuigd dat alles in zijn diepste wezen lijden is. "Profiteer ervan, want morgen kan het te laat zijn." Dit is de gangbare filosofie, maar het is tevens de grootste van alle dwalingen, want alles is in wezen zaligheid. Dit zie je op het gezicht van de wijzen. Vergewis je ervan: sla een geïllustreerd boek over hen open. Zoals ik zei twijfel je geen ogenblik als iemand je zegt dat je een mens bent, maar als je leest dat je in wezen zaligheid bent, bekruipen je vele twijfels. Om die reden zegt het Gietaavers dat dit lange tijd moet worden beoefend met vastberadenheid en een onverdroten geest.

Er zijn op het pad drie grote hindernissen: de onzuiverheid van de geest (vooral zijn dwangmatigheid, dat wil zeggen zijn samskaaras of onderbewuste indrukken), de rusteloosheid van de geest en de sluier van onwetendheid. In het Sanskrit: mala (onzuiverheid), vikshepa(projecterende kracht of rusteloosheid) en aavarana(de sluier van Zelfvervreemding). De onzuiverheid van de persoonlijkheid (mala) is, zo zegt de Gietaa(III 37), voorkeur en afkeer, geboren uit de eigenschap (goena) van rusteloosheid (rajas). Ze schrijven om die drie hindernissen te overwinnen drie methodes voor: Karma Yoga, Oepaasana en Gnyaana Yoga of de Yoga van onzelfzuchtige handeling, devote meditatie over de Ultieme Werkelijkheid als bekleed met naam en vorm en de Yoga die vertrekt van de vraag "Wie ben ik?"

Een schoothondje als goeroe
Karma Yoga zuivert de geest en loutert het hart. Het is een moeilijke Yoga, omdat je hem beoefent in de wereld waar je wordt geconfronteerd met vele ego's. En zoals ik, wijs geworden door ervaring, nogal eens zeg, valt er soms, en vaak als je je er het minste aan verwacht, een lijk uit de kast. In mijn meer dan veertigjarig voorzitterschap heb ik meer dan één lijk uit de kast zien vallen. Het handboek van Karma Yoga is de Bhagavad Gietaa.

Systematische meditatie legt de rusteloosheid van de geest aan banden. Je hebt hem lange tijd laten doen wat hij graag doet. Op het Yogapad probeer je hem aan banden te leggen. Dit is geen gemakkelijke opgave. Het is zoals de alleenstaande vrouw die al haar liefde aan, Fifi, haar hondje geeft. Ze heeft het beestje hopeloos verwend. We hebben zo iemand in onze kennissenkring. Als haar hondje verjaart moet de familie taart komen eten en een cadeautje meebrengen. Op zekere dag leert ze een man kennen, die met haar wil samenwonen. Ze beseft goed dat ze een probleem heeft, want die man zal niet willen dat Fifi in hun bed slaapt, mee eet uit hun bord, haar gevoeg in huis doet enz. Ze denkt dan ook: "Ik moet haar manieren leren." Ze stelt in de kortste keren vast dat dit niet eenvoudig is. De simpelste oplossing is natuurlijk dat ze de hond van de hand doet, maar dat kan ze niet over haar hart krijgen. Hetzelfde geldt in Yoga. Zoals de hond laat ook de geest zich zó maar niet doen. Je kunt je geest van de hand doen door je niet met hem te vereenzelvigen. Maar als je hem tot een niet-geest wil maken, zul je veel geduld en kennis van zaken nodig hebben.

Gnyaana Yogapakt systematisch de Zelfvervreemding aan of het feit dat je je vereenzelvigt met het lichaam, de geest, talloze relaties en met wat je doet.

Poerna Yogi
Er zijn en waren in India vele grote wijzen. Swami Vivekananda noemde zijn vaderland terecht een "saint making society". Er zijn altijd grote Bhakti Yogis geweest, die het pad van devotie volgden, er waren in alle tijden grote Karma Yogis, die het pad van handeling volgden, het heeft nooit ontbroken aan grote Raaja Yogis, die het pad van systematische meditatie volgden, er waren in elke eeuw grote Gnyaanis of wijzen die op het pad van Gnyaana Yoga of Vedaantawaren. Op Goeroedev Swami Sivananda waren al die bepalingen van toepassing: hij was een groot Karma Yogi, een groot Raaja Yogi, een groot Bhakti Yogi, hij was een volledig open gebloeide Gnyaani, een volledig uitgezuiverd wezen. Hij was met andere woorden een Poerna Yogi, een Integrale Yogi. Hij vormde zijn discipelen op dezelfde wijze. Hij moedigde hen weliswaar aan in hun specifieke eigenschapen, maar hij verwachtte toch dat ze zich ontwikkelden op een integrale manier. Hij zei: "Je moet het hart hebben van Boeddha, het intellect van Shankara en de hand van Mahatma Gandhi." De mens heeft een hoofd, een hart en handen. Alle drie beginnen ze met een h. Als je die drie h's op elkaar zet, heb je een mooie ladder om op te klimmen naar het doel, placht hij te zeggen.